Uitspraak Zeilraad inzake hoger beroep Leeuwarden

Om duidelijkheid te brengen en om te voorkomen dat zaken een eigen leven gaan leiden heeft het bestuur van de SKS besloten de uitspraak van de Zeilraad op schrift inzake het hoger beroep van Leeuwarden integraal te publiceren.

 

UITSPRAAK VAN DE ZEILRAAD VAN DE SKS

in het hoger beroep van de schipper van  het Skûtsje van Leeuwarden tegen de uitspraak van de jury d.d. 11 augustus 2018 , wedstrijd Stavoren. 

 

DE PROCEDURE

De schipper van het skûtsje van Leeuwarden, Willem Zwaga , heeft tijdig en voorzien van grieven en betaling van de geldende waarborgsom, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de jury van de SKS betreffende de wedstrijd op Stavoren op 11 augustus 2018.

In de door Zwaga bestreden uitspraak had de jury zijn protest tegen de schipper van het skûtsje van Heerenveen, Sytze Brouwer, afgewezen.

 

VASTSTAANDE FEITEN

Voor de Zeilraad staan de navolgende feiten vast.

De skûtsjes van Heerenveen en Leeuwarden varen op het IJsselmeer beiden over stuurboord , aan de wind. Heerenveen ligt voor en hoger dan ( loefwaarts van)  Leeuwarden.  Over bakboord komt het skûtsje van Woudsend aanvaren. In ieder geval het skûtsje van Leeuwarden kan daar niet voor langs. Leeuwarden roept Heerenveen aan dat hij moet draaien. Dat doet Heerenveen niet. Leeuwarden draait vervolgens richting de wind. Er ontstaat een aanvaring tussen de voorkant van het skûtsje van Leeuwarden en het roer/helmhout ( stuurboordzijde) van het skûtsje van Heerenveen. Beide skûtsjes moeten de wedstrijd met schade beëindigen : Heerenveen heeft een kapotte helmstok en Leeuwarden heeft een geknapte waterstag.

 

STANDPUNT VAN PARTIJEN

Uit de stukken die de Zeilraad van de jury heeft ontvangen (protestformulieren en de behandeling ter zitting) alsmede de door beide schippers ingediende stukken in het hoger beroep, blijkt het volgende standpunt van partijen.

De schipper van Leeuwarden stelt zich op het standpunt dat beide schepen over dezelfde boeg boord aan boord lagen. Heerenveen moest hem daarom ruimte geven om een aanvaring met Woudsend te voorkomen. Hoewel de schipper van Heerenveen werd aangeroepen om te draaien , gebeurde dat niet. Leeuwarden had vervolgens om de aanvaring met Woudsend te voorkomen geen andere keuze dan om te draaien . Met de aanvaring en schade als gevolg.

De schipper van het skûtsje van Heerenveen is schuldig aan de aanvaring en heeft zich niet gehouden aan de bepalingen van artikel 10.1 en 16.1 van het Wedstrijdreglement. 

De schipper van Heerenveen stelt dat er absoluut geen sprake was van een boord aan boord situatie. Sterker nog: Heerenveen lag wel een scheepslengte voor Leeuwarden. Omdat Leeuwarden niet voor Woudsend langs kan, gooit hij het skûtsje recht in de wind en vaart met de voorzijde van zijn schip tegen het helmhout van het skûtsje van Heerenveen. Bovendien betwist Heerenveen dat hij zou zijn aangeroepen door de schipper van Leeuwarden.

Heerenveen onderbouwt bij de protestbehandeling het standpunt door inbrenging van een getuigenverklaring van  een bemanningslid van Woudsend ( Heerenveen kon wel voor Woudsend langs , Leeuwarden niet) , die tijdens de behandeling bij de jury  ook aangeeft gezien te hebben dat de skûtsjes van Heerenveen en Leeuwarden niet boord aan boord lagen.

 

UITSPRAAK VAN DE JURY

De jury heeft geoordeeld dat er geen sprake is geweest van een boord aan boord situatie, mede gelet op de duidelijke , onafhankelijke en voor de jury doorslaggevende verklaring van de getuige van het Woudsender skûtsje. Om die reden is artikel 16.1 niet overtreden : Heerenveen was vrij voorliggend. Ook artikel 10.1 is niet van toepassing omdat het geen bakboord/stuurboord situatie is.

 

GRIEVEN VAN ZWAGA

In twee  uitvoerige stukken heeft de schipper van Leeuwarden zich op het standpunt gesteld dat de jury nooit tot de conclusie had mogen komen dat het geen boord aan boord situatie was. Zwaga stelt daarbij: ik moest oploeven en raakte toen het roer van Heerenveen. Als ik , zoals Heerenveen stelt , achter hem zou liggen dat had ik hem nooit geraakt. Alleen dat al bewijst mijn stelling dat het boord aan boord was. 

Daarnaast heeft Zwaga ter onderbouwing van zijn stelling printscreens toegestuurd van een uitzending van Omrop Fryslân en van de track en trace weergave. Hij vindt dat die in hoger beroep door de Zeilraad in de beschouwingen moeten worden meegenomen. Ook daaruit zou volgens hem klip en klaar blijken dat het boord aan boord was. De uitspraak van de jury is om die reden onbegrijpelijk en de jury trekt maar wat conclusies uit zelf bedachte feiten, aldus Zwaga.   De door de jury aangehaalde getuige is niet betrouwbaar, net als de verklaring van de schipper van Heerenveen. 

 

STANDPUNT VAN DE ZEILRAAD

In diens uitspraak wordt duidelijk dat de jury een keuze heeft gemaakt tussen de volstrekt uiteenlopende standpunten van Leeuwarden en Heerenveen ( al dan niet boord aan boord) namelijk in het voordeel van Heerenveen. Dus: Leeuwarden voer geen boord aan boord.

Zwaga is het in zijn hoger beroep hier niet mee eens en betoogt dat de jury omtrent de feiten faliekant mis zat.

Hoe je de feiten ook beoordeelt, deze onderbouwing van zijn hoger beroep had voor de zeilraad al nooit kunnen leiden tot het herroepen van de juryuitspraak. Omdat immers in het Wedstrijdreglement in de artikelen 20.12 en 22.1 klip en klaar wordt gesteld dat de jury in hoogste instantie gaat over het vaststellen van de feiten. Daar kan en mag een Zeilraad nooit een ander oordeel over geven: de Zeilraad beoordeelt alleen een geschil over de uitleg van de voorschriften van het reglement. Alleen al om die reden zou het hoger beroep van Leeuwarden dus nimmer zijn gehonoreerd en zou het protest afgewezen blijven.

Terzijde en ten overvloede merkt de Zeilraad daarbij op dat beelden van de transponder nooit mee mogen wegen bij het beoordelen van de feiten ( Handboek SKS,  Bindende bepalingen onder m) en dat hoewel het Wedstrijdreglement niet expliciet spreekt over de tv-beelden, die volgens vaste jurisprudentie van de jury en de Zeilraad ook niet bij het vaststellen van de feiten mogen worden gebruikt. 

De Zeilraad komt net als de jury tot de conclusie dat Leeuwarden niet in zijn recht stond in de onderhavige situatie, maar komt daartoe via een andere redenering dan de jury. 

Artikel 16.1 geldt voor de situatie waarbij twee skûtsjes aan de wind over dezelfde boeg zeilen en te maken krijgen met een hindernis. Als die hindernis er is , bepaalt de regel “al dan niet boord aan boord” wie moet wijken. De jury heeft deze bepaling in haar overweging betrokken.

Echter: naar het oordeel van de Zeilraad was er IN DEZE SITUATIE geen sprake van een hindernis. Of iets te beschouwen is als een hindernis moet worden beoordeeld naar de tekst van Deel II, de begripsomschrijvingen , waarin wordt gesteld dat een hindernis elk voorwerp is , daaronder begrepen een skûtsje waarvoor op grond van de vaarregels moet worden uitgeweken , dat noodzaakt tot een koerswijziging om het aan de ene of andere zijde voorbij te lopen…

Het skûtsje van Woudsend lag daar over bakboord en het was duidelijk dat Leeuwarden op dat moment er niet meer voor langs kon varen. Maar dat is wel een situatie waarin Leeuwarden zich zelf in heeft gemanoeuvreerd: het water was daar ruim , er lagen geen obstakels en de afbakening van het wedstrijdveld was op grote afstand. Leeuwarden had daarvoor alle tijd gehad om af te vallen om achter Woudsend langs te varen , maar heeft er blijkbaar voor gekozen om aan de wind over stuurboord door te zeilen. Daarmee heeft hij zich als het ware in een fuik gezeild , tot de situatie waarop afvallen blijkbaar geen optie meer voor hem was. Hij heeft zichzelf in die situatie gebracht. 

In de situatie kan niet meer gesproken worden dat het bakboord varende skûtsje een hindernis is , die je het recht geeft om – in dit geval – Heerenveen te dwingen om te draaien.  Door lang door te zeilen kun je geen voorrangssituatie ex artikel 16.1 creëren.           

Omdat hier het skûtsje van Woudsend dus geen hindernis is, is artikel 16 lid 1 niet van toepassing.

Het skûtsje van Leeuwarden heeft gedraaid op een moment waarop dat niet meer kon, met de hierboven beschreven aanvaring tot gevolg. Met deze manoeuvre heeft Leeuwarden zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 12 lid 1: een skûtsje moet tijdens een overstag een ander skûtsje vrij houden. En dat is niet gebeurd: Heerenveen werd aangevaren.

Dit betekent dat het protest van Leeuwarden tegen Heerenveen terecht door de jury is afgewezen , maar dat niet artikel 16 .1 maar artikel 12.1 daarvoor de basis is. De uitspraak van de jury wordt derhalve bekrachtigd , met aanpassing van de grond.

Daarnaast is de Zeilraad het helemaal met de jury eens dat het door Zwaga aangevoerde artikel 10.1 hier niet van toepassing is als grond voor het protest.

 

BESLISSING VAN DE ZEILRAAD

Bekrachtigt de door de jury genomen beslissing dat het door Leeuwarden ingediende protest moet worden afgewezen , met verbetering van de gronden.

De door de  schipper van het skûtsje van Leeuwarden betaalde waarborgsom zal verbeurd worden verklaard.

 

In verkorte vorm uitgesproken in Woudsend op 13 augustus 2018, dezelfde dag op schrift gesteld. 

 

Namens de Zeilraad

Oebele F. Brouwer, voorzitter